Buurtwerk ’t Lampeke: veel meer dan werk alleen
Het Kinderarmoedefonds kende buurtwerk ’t Lampeke uit Leuven twee jaar geleden een projectsubsidie toe voor de vernieuwende manier waarop het kansarmoede aanpakt. Wat maakt de organisatie zo uniek? “Wij bekijken graag het hele plaatje”, zegt adjunct-coördinator Lieven Verlinde.
Buurtwerk ’t Lampeke is al jarenlang het kloppend hart van “de Ridderbuurt” in Leuven. Jong en oud kunnen er terecht. De verschillende deelwerkingen van de organisatie spitsen zich toe op alle leeftijdsgroepen, van 0 tot 100 jaar: een dagopvang voor baby’s en peuters, en een kinder-, jongeren- en volwassenenwerking.
Intensieve samenwerking
Die verschillende deelwerkingen zijn geen aparte eilanden, maar werken intensief samen. ‘Integrale buurtwerking’ heet dat. Lieven Verlinde: “Als je armoede wil bestrijden, is zo’n integraal aanbod volgens ons bijzonder krachtig. We begeleiden mensen vaak van bij de geboorte tot hun oude dag. In ons buurthuis organiseren we bijvoorbeeld (soms) ook de koffietafel na een begrafenis.”
‘Integraal’ betekent ook dat buurtwerk ’t Lampeke werkt rond alle levensdomeinen. “Als je strijdt tegen armoede kan je niet zeggen: ik houd me enkel bezig met onderwijs. Of met gezondheid. Of met huisvesting”, licht Lieven Verlinde toe. “Een mensenleven is als een taart die uit verschillende stukjes bestaat. Gespecialiseerde hulporganisaties, zoals een sociale huisvestingsdienst, houden zich vaak maar met één stukje bezig. Daardoor verliezen ze soms het overzicht. Wij zijn er als buurtwerking om het geheel te overschouwen en waar mogelijk, bij elkaar te houden. ”
Buiten de lijntjes
Werken aan tewerkstelling is bij buurtwerk ’t Lampeke dus zeker niet het enige doel. “Een job is een van de vele hefbomen om als mens deel te nemen aan de maatschappij. Soms kunnen onze mensen aan de slag bij een regulier bedrijf. Anderen vinden hun plek binnen de arbeidszorg of leven helemaal op in een vrijwilligersstatuut.”
Mensen kunnen soms ook bij buurtwerk ’t Lampeke zelf terecht voor werk. In 2018 heeft de organisatie in het kader van de lokale diensteneconomie negen mensen voltijds in dienst (op een totaal van een dertigtal personeelsleden). Ze doen buurtgerichte kinderopvang en preventieve gezinsondersteuning. “Zij combineren hun tewerkstelling met externe opleidingen op maat, zoals Nederlandse Taal, sociaal cultureel werk, opleiding kinderzorg…”, vertelt Lieven Verlinde. “Daarnaast nemen deze personen ook deel aan de interne vormingen. Drie personen ondersteunen we ook in het behalen van een ervaringsbewijs buitenschoolse opvang, wat hun kans op duurzame tewerkstelling gevoelig verhoogt.”
Buurtwerk ’t Lampeke werkt daarnaast niet met één vastomlijnd begeleidingstraject. Soms wordt zelfs duchtig afgeweken van de gebaande paden. “Om een mooi voorbeeld te geven: een tijd geleden werd een van onze mensen meegenomen naar een theatervoorstelling door een werknemer. Hij kreeg de toneelmicrobe echt te pakken, en is binnen de organisatie begonnen met theater te spelen. Nu, meer dan vijftien jaar later, is hij één van de vaste waarden binnen het sociaal artistieke theatergezelschap Compagnie Tartaren. Zo’n traject kan je niet op voorhand uittekenen.”
Geen deadline
Het voornaamste streefdoel van de buurtwerking laat zich heel eenvoudig uitdrukken: “Eigenlijk willen we mensen gewoon een warme, veilige plek bieden waar ze zich lange tijd thuis kunnen voelen en op kracht kunnen komen. Mensen die bij ons aankloppen, worstelen vaak met hechtingsproblemen. In een veilige omgeving kunnen die kwetsuren uit het verleden aangepakt worden. Van hieruit kunnen ze weer langzaamaan een verbinding maken met andere mensen en met de maatschappij.”
Langzaamaan dus, want bij Buurtwerk ’t Lampeke gaan ze niet graag over één nacht ijs. Buurtbewoners kunnen er terecht zolang dat nodig is. Is dat een jaartje? Prima, maar langer mag ook. “Buitenstaanders zouden dat misschien ‘pamperen’ noemen. Maar daar heeft het niets mee te maken”, zegt Lieven Verlinde. “Het is niet omdat mensen lange tijd bij ons over de vloer komen dat ze ook volledig afhankelijk van ons zijn. Integendeel, zij zorgen er net voor dat wij als organisatie staan waar we nu staan. Ze werken mee aan activiteiten, ontwikkelen mee vormingsmateriaal en gaan samen in groep de dialoog aan met de samenleving. Dit is een heel waardevolle bijdrage aan de maatschappij.”